Internationale Dag van de Humanitaire Hulp: verhalen van hulpverleners

Credits foto boven: Joost Bastmeijer

Fotograaf: Joost Bastmeijer

Over de Internationale Dag van de Humanitaire Hulp
Op de Internationale Dag van de Humanitaire Hulp op 19 augustus, eren we wereldwijd alle hulpverleners die hulp bieden aan mensen in nood. Tijdens humanitaire crises zoals oorlogen, natuurrampen en hongersnoden, staan hulpverleners klaar om mensen te helpen met bijvoorbeeld eten en onderdak. Daarvoor zetten zij vaak hun eigen leven op het spel.  

De Dutch Relief Alliance zet vijf humanitaire hulpverleners uit Ethiopië, Nigeria, Jemen, Libanon en Zuid-Soedan in het zonnetje. Hun inspirerende verhalen laten zien wat hen drijft om ondanks de risico’s levens te redden.

Bekijk de Engelse versie.

Samah Almaqtari (33), apotheker en humanitaire coördinator voor de Joint Response in Jemen

 “We zijn mensen, geen machines”

 “Om voedsel, medicijnen of andere levensreddende zaken uit te delen, moet je op pad. Maar reizen in het door oorlog verscheurde Jemen is frustrerend, tijdrovend en gevaarlijk. Met al die verschillende machthebbers en autoriteiten heb je allerlei toestemmingen nodig. Zelfs als je denkt dat al het papierwerk rond is, kunnen soldaten je urenlang tegenhouden bij elk checkpoint. Dan is het wachten geblazen. Maar ook luisteren naar muziek. En grappen maken. En doorgaan. We gaan altijd door. Ook als we letterlijk woestijnen of bergen moeten oversteken.  Stoppen is een luxe die we ons niet kunnen veroorloven.”

 “De dagen kunnen lang zijn, vooral  als je op pad moet. Soms vertrekken we om 5 uur ‘s ochtends en zijn we om 9 uur ‘s avonds pas weer thuis. Gisteren nog bezocht ik een gezondheidscentrum waar ze met onze steun een verloskamer bouwen. Het lijkt iets kleins, maar dit soort werk is zo belangrijk om moedersterfte te bestrijden, vooral onder ontheemden.”

 “Aan hulpactiviteiten in crisisgebieden gaan dagen en weken bureauwerk en online vergaderen vooraf. Met overheden, donoren, collega’s. Het is soms saai werk, maar toch belangrijk.”

 “Tuurlijk is geld belangrijk. Maar de essentie van humanitair werk draait om iets anders. Het is iets  ethisch. Ik heb misschien een goed leven, maar hoe zit het met anderen? Hoe kun je zorgen dat iedereen een waardig bestaan kan leiden? We zijn mensen, we zijn geen machines.”

 “Oorlog en armoede duwen onze mensen over de rand. Soms, als gezinnen rennen voor hun leven, laten ze gehandicapte familieleden achter. Ouders laten uit armoede hun pasgeborenen achter. Voor hén moeten wij er zijn.  Dat is moeilijk, want het lijden is te groot, te diep. We kunnen niet iedereen helpen. Dat maakt dit werk soms zo zwaar. Maar we moeten het vlammetje in onszelf levend houden. Als je één persoon verliest, red je er morgen tien.”

 “Dat ik zelf uit Jemen kom is belangrijk. Het helpt me om menselijkheid en waardigheid te brengen bij mensen die onmenselijk zijn behandeld en die alles hebben verloren. We delen dezelfde cultuur, dezelfde taal. We delen het lijden van mijn land.”

 “Vaak zeggen soldaten dat ik niet alleen mag reizen, omdat ik een vrouw ben. Ze willen me tegenhouden. Ik roep gewoon terug. Nergens staat geschreven dat ik niet mag reizen. Ik laat me door niemand tegenhouden.”

 “Er is veel ellende. Maar dit werk brengt me ook vreugde en geluk. Iets doen voor anderen maakt gelukkig. Trouwens, je leeft maar één keer. Waarom zou je tijd verspillen aan verdriet en woede? Zoals ik al zei, terwijl soldaten ons laten wachten, vertellen we de beste grappen.”

Josephine Habba (54), moeder, humanitaire hulpverlener en hervormer, oprichter van Jirih Doo, een partnerorganisatie van de Nigeria Joint Response

“Ik werk al bijna twintig jaar in de frontlinie van humanitaire hulp in Nigeria. Vooral in het centrum en het noordoosten, waar extremisme, gewapende conflicten en geweld tegen vrouwen aan de orde van de dag zijn.”

“We staan klaar voor mensen in nood. Vooral vrouwen en kinderen. Zij krijgen het meest te verduren en worden het minst gehoord. We bieden voedsel, water, zorgen dat mensen zich kunnen wassen, dat er WC’s zijn, noem maar op. Maar, veel belangrijker, we geven hoop, zorg, liefde en respect.”

“Wij wonen en leven in de gebieden waar we hulp verlenen. Terwijl we zelf de crisis over ons heen krijgen, proberen we ook de internationale humanitaire hulp te hervormen. Dat is een strijd in een strijd. Een zware strijd. Te vaak bepalen grote internationale organisaties wat er hier gebeurt. Ze betreden ons huis en nemen de boel over. Kleine lokale organisaties verdienen meer respect. Iedereen heeft het tegenwoordig over shift the power, over gelijkwaardigheid en lokalisatie. Maar internationale normen en procedures staan dat nog steeds in de weg. Geef hulpverleners uit de rampgebieden zelf meer ruimte. Zij nemen de meeste risico’s.”

“Ik doe dit werk omdat ik een stem wil zijn voor de stemlozen. Vooral voor vrouwen en kinderen. Zij krijgen het minst gehoor, worden het meest uitgesloten. Bij alles wat we doen, het voedsel dat we uitdelen, de schuilplekken die we inrichten, de zorg die we bieden, moeten we in de eerste plaats luisteren naar hen. Van A tot Z. Van het ontwerpen van onze interventies tot het evalueren ervan. Een 8-jarig gevlucht en getraumatiseerd kind is geen verlengstuk van een volwassene. Het is een uniek persoon vol dromen, kennis en wijsheid. Luister naar dat kind voordat je iets voor haar of hem doet.”

“Een gevlucht kind vroeg me eens waarom ze geen fiets mocht hebben. Ze had het niet over eten of onderdak. Die fiets, dát was haar droom. Ik zei dat daar nou net geen geld voor was. Maar ik beloofde dat ik ervoor zou zorgen dat ze er een zou krijgen. Toen ze ‘m kreeg was ze in de wolken. En kijk, ze kreeg weer energie om andere dingen te doen. Zoals naar school gaan. Humanitair werk gaat over zoveel meer dan de eerste levensbehoeften. Het gaat om waardigheid. En hoop.”

“Over de hele wereld worden vrouwen uitgesloten. Ook hier in Nigeria. Hoe kan een land in vredesnaam vooruitgang boeken als meer dan de helft van de kennis en het talent op slot blijft? Zelfs bij humanitaire interventies worden vrouwen nog steeds genegeerd. Niet zo heel lang geleden moest ik de humanitaire hulpeenheid in dit land nog vragen waarom er in hun hulppakketten voor vluchtelingen geen maandverband zat.”

“Dit werk kan zwaar op je wegen. Een tijd lang overwoog ik om in therapie te gaan. Maar kinderen zien groeien, geeft me nu voldoende vreugde en kracht om door te gaan. Ik leer ze kennen als ze ondervoed een vluchtelingenkamp binnenkomen. Ik zie ze afstuderen aan de universiteit, trouwen, werk vinden… Dat is een geweldige levensreis. Elke keer als ik dat zie gebeuren, moet ik glimlachen.”

“Ik kan vooral terugvallen op mijn kinderen. Ik noem ze ‘mijn kinderen’. In mijn huis heb ik 22 kinderen. Ze kwamen op mijn pad. Ik had het geluk om een wegwijzer voor hen te kunnen zijn. Ik ben er voor hen. En zij geven mij de kracht om door te vechten. En om gelukkig te blijven.”

Peter Michael Marin (41), epidemioloog, docent volksgezondheid en coördinator humanitaire hulp voor de Joint Response in Zuid-Soedan

“De dingen die ik zag toen ik 3 was, staan nog op m’n netvlies”

“Soms maakt het leven een lus. Ik ben geboren in 1980, in een klein treinstation in de stad Wau, in wat nu Zuid-Soedan is. Mijn vader werkte toen op het station. Nu, meer dan 40 jaar later, werk ik als hulpverlener. Mijn kantoor staat pal naast het gebouwtje waar mijn moeder mij op de wereld zette .”

“Er was toen oorlog. We vluchtten naar Khartoem. Ik was vier. Decennia lang bleef ik ver weg van huis. Ik groeide op, ging studeren, werken. En belandde weer in Wau, na het vredesakkoord en de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan. Nu, in Wau, proberen we nog steeds te herstellen van de tweede oorlog die in 2016 begon.”

“Waarom ik hulpverlener ben geworden? Het antwoord zit in mijn eigen verhaal.  De herinneringen en de dingen die ik zag toen ik 3 was hebben me nooit losgelaten. Ze hebben me gemaakt tot wie ik ben. Ik zag mensen sterven voor mijn ogen. Mensen die mensen vermoordden. We renden weg en kwamen terecht in een kamp voor ontheemden, in Khartoum. Daar bleven we een paar jaar. Ik herinner me onze buren in dat kamp. Hun zonen waren vermoord. Mijn vader leerde me dat iets doen voor anderen belangrijk is . ‘Ga water halen voor je buren, ga eten voor ze kopen op de markt’, zei hij. Het was een levensles.”

“Als ik voor m’n werk van huis ga en landinwaarts reis, soms voor een week, maak ik me zorgen. En mijn vrouw maakt zich zorgen. Zij maakt zich zorgen omdat hulpverleners in dit land soms worden vermoord als ze onderweg zijn in gevaarlijk gebied. En ik maak me zorgen om haar als ik weg ben. Nog niet zo lang geleden belde ze me toen ik weg was voor mijn werk. Vlakbij ons huis was een vuurgevecht.”

“We hebben de plicht om anderen te dienen. Dat is de belofte die we hebben gedaan toen we met dit werk begonnen. Als mensen, ontheemd door oorlog, alleen besmet oppervlaktewater te drinken hebben, boren we boorgaten en zorgen we ervoor dat ze veilig kunnen drinken en wassen. Wanneer ontheemde boeren hun land, hun voedsel en hun inkomen zijn kwijtgeraakt, zorgen wij ervoor dat ze weer gewassen kunnen verbouwen. Door ze te trainen om met steeds verwoestendere regens en droogtes om te gaan. Door zaden en gereedschappen uit te delen. Door hen bij te staan. Als baby’s alleen nog maar huid en botten zijn, zorgen we ervoor dat ze gevoed worden. Als ze het halen, als ze weer lachen, is dat de beste beloning die je je kunt voorstellen. Dit klinkt misschien soft, maar dat is het niet. Als je zelf kinderen hebt, begrijp je het.”

“We gaan naar afgelegen plekken. Zonder internetverbinding, waar gewone telefoons niet werken. Waar gevaar op de loer ligt. Maar ook plekken vol schoonheid en kracht. De manier waarop mensen dansen en zingen in de dorpen is gewoon ongelooflijk. Er zijn momenten dat ik graag mee zou willen doen. Maar ik ken hun dansen en liedjes niet echt, ook al kom ik uit hetzelfde land. Wellicht ben ik zelf te lang ontheemd geweest.”

Ahmed Mohamed (38), coördinator humanitaire hulp voor de Ethiopië Joint Response, gevestigd in Addis Abeba

“Je weet nooit wat dit soort mannen van plan zijn”

“Als kind wilde ik piloot worden, maar de zaken liepen anders. Ten goede. Nu, als humanitaire hulpverlener, leer ik mijn kinderen dat anderen in nood helpen het mooiste is wat je kunt doen in het leven.”

“Piloot worden is zwaar. Maar een goede humanitaire hulpverlener worden, is minstens net zo zwaar. We moeten alles op alles zetten voor degenen die hulp het hardste nodig hebben. We moeten effectief én efficiënt omgaan met de beperkte middelen die we hebben. We moeten neutraal en onpartijdig blijven. We moeten levens redden en handelen onder enorme tijdsdruk. Tegelijkertijd moeten we verantwoording afleggen over elke cent van de belastingbetaler of donateur die we uitgeven. We krijgen te maken met onveiligheid en gevaar. Collega’s worden gedood terwijl ze hulpverlenen. En dat is nog maar een deel van de functieomschrijving …”

“Ethiopië maakt moeilijke tijden door. Extreme droogte, sprinkhanenplagen en gewapende conflicten hebben veel mensen op de vlucht doen slaan. Of gedood. De vorige Joint Response was gericht op gezondheidszorg, veilig drinkwater, sanitaire voorzieningen, en financiële steun. Nu doen we veel aan voedseldistributie en zorgen we voor veilig onderdak.”

“Het werk kan hectisch zijn. Veldbezoeken, papierwerk, coördinatie, data verzamelen, rapporteren. Ik doe dit allemaal. En natuurlijk moeten we onze hulp voortdurend aanpassen aan de steeds veranderende crisisactualiteit. Conflicten maken alles grillig, je weet nooit wat je morgen te wachten staat.”

“Voor deze baan werkte ik in de ontwikkelingshulp. Het duurt jaren voordat je de vruchten van dat werk ziet. Noodhulp is heel inspannend en belastend. Je ziet veel leed en programma’s zijn meestal te kort. Je kunt nooit genoeg doen. Maar het is ook de moeite waard omdat je direct het effect ziet van wat je doet.”

“Mijn vrouw is blij en trots op wat ik doe. Maar soms is ze bang. Zo bezocht ik vorige week een crisisgebied. We werden tegengehouden door gewapende rebellen. Je weet nooit wat dit soort mannen van plan zijn. Gelukkig konden we veilig verder. Inmiddels ben ik min of meer gewend aan deze situaties. Maar mijn vrouw vindt het maar niks.”

Samer Al Jamal (27), coördinator humanitaire hulp voor de Lebanon Joint Response, voor slachtoffers van de explosie in de haven van Beiroet.

“We kenden elkaar niet, maar we voelden ons verbonden als vrienden”

“Ik kom uit Ashrafieh, een wijk in Beiroet dicht bij de haven die op 4 augustus 2020 werd verwoest door de explosie van ammoniumnitraat. Het geluid van vallende ramen, van brekend glas in de straten, zal ik mijn hele leven blijven horen.”

“In de minuten na de explosie, midden in de nacht, checkten we eerst of vrienden en familie in orde waren. Daarna zijn we gelijk naar buiten gegaan. We probeerden een plek te vinden voor gewonden in de overbelaste ziekenhuizen. De volgende ochtend bij daglicht, zagen we de volledige omvang van de nachtmerrie. Een deel van onze stad was weggeblazen. Met andere vrijwilligers gingen we de straat op, puinruimen, mensen helpen, eten uitdelen. We kenden elkaar niet, maar we voelden ons verbonden, als vrienden.”

“Ik houd van mijn land en mijn landgenoten. Nu was het tijd, ondanks de paniek, het verdriet en de angst, om iets voor hen te doen. Voor inwoners van Beiroet van mijn leeftijd was dit de eerste humanitaire crisis die we meemaakten. Ik had geen achtergrond in humanitair werk. Vroeger had ik een commerciële baan, in de export. Mijn kantoor is door de explosie verwoest.”

“Ik deed vrijwilligerswerk op straat en ontmoette daar professionele hulpverleners. Het was een nieuwe wereld. We hadden nog nooit hulporganisaties in onze buurt gezien. Hulpverleners die betrokken waren bij de Joint Response van de Dutch Relief Alliance nodigden mij uit om met hen samen te werken. Het heeft mijn leven veranderd. Ik kon eindelijk doen wat ik het liefste wilde doen in deze moeilijke tijd: er zijn voor anderen. Maar dan op grotere schaal.”

“Vóór de ontploffing stegen de COVID-infecties al. Na de ontploffing rezen deze helemaal de pan uit. Voor humanitaire hulpverleners waren de lockdown-beperkingen minder streng. Daarom gingen wij langs de deuren, in plaats van dat mensen naar ons toekwamen. Duizenden deuren. Van mensen met een beperking en bejaarden die zich nauwelijks konden bewegen. Mensen die zaten in gevaarlijk beschadigde huizen.”

“Wie voedsel, zeep, handgel en mondmaskers van ons kreeg, deelde dat vaak weer met andere families. Ik herinner me een 90-jarige mevrouw. Haar naam was Adibe. We hadden haar onder andere rijst, bonen, zout, kaas, tonijn, suiker gegeven. Ze stond erop dat we de olijfolie voor onszelf hielden omdat het zo duur was. Wij of onze ouders konden toch ook wel wat olie gebruiken? Die solidariteit was ongelooflijk ontroerend. Natuurlijk gingen we niet op haar aanbod in.”

“Vandaag, een jaar na de explosie, hebben we veel herbouwd. Toch is de crisis alleen groter geworden. Anders maar groter. Huizen mogen dan wel herbouwd zijn, de armoede is sterk toegenomen. Zo ging de olieprijs van 6.000 naar 50.000 Libanese ponden per liter. De explosie heeft de armen nog armer gemaakt.”

“Als ik zeg ‘we hebben Beiroet herbouwd’, bedoel ik wij, de jongeren. De jonge generatie was meteen na de explosie op straat om onze stad weer op te bouwen. Tijdens de crisis hebben we in Ashrafieh niemand van de overheid op straat gezien. Alleen de jongeren uit Beiroet en de hulpverleners. We voelden ons in de steek gelaten door onze eigen gekozen leiders. Als het moet doen we het morgen weer. Maar eigenlijk is het niet onze taak. Het is de verantwoordelijkheid van onze regering. We kunnen alleen maar hopen op nieuwe gezichten in de regering. Eerlijke mensen, onomkoopbaar.”

Meld je aan voor de nieuwsbrief